Uit het Brabants Nieuwsblad van zaterdag 2 augustus 1997:
Mathias Nathaniël Soleman Izaak Manubulu, Boetje voor
vrienden en familie, vecht vanuit zijn woonplaats Jirnsum in
Friesland voor het behoud van het familie-erfgoed op het
Indondesische eiland Roti. manubulu is de zoon van de laatste
kroonprins van het rijk Korbafo. "Het is er nog schoon en
ongerept. Als je mijn strand ziet, Namo-Ho heet dat. Zo sereen,
stil en ..., och heden, man." Hoe mooi het er ook is, het
gaat niet goed op het eiland. Manubulu wil terug om het tij te
keren.
-- door Freya Zandstra --
Een
tragische liefdesgeschiedenis maakte begin deze eeuw een bruut
einde aan de heerschappij van de Manubulu's in het
"landschap" Korbafo op het eiland Roti. Toen kroonprins
Cornelis, Manubulu's vader, verliefd werd op een Moluks meisje
werd hij door de adel van het rijk voor de keuze gesteld. Hij
moest afstand doen van de troon OF van zijn meisje. Hij koos voor
de liefde, verliet het eiland om douaneambtenaar van de regering
in Nederlands-Indië te worden. Tachtig jaar later bereidt een
van zijn zonen een verhuizing voor, terug naar Roti, ten
zuidwesten van Timor. Onlangs vertrok hij naar Indonesië voor
een verblijf van vier maanden.
Hij stelt zichzelf
voortdurend vragen. Praat veel, maar denkt ook veel. Mathias
Manubulu is voorkomend en gastvrij. "Gasten brengen zegen.
Hoe later op de dag ze komen, hoe meer zegen ze meebrengen.
" In tientallen gesprekken met Rotinezen vergaarde hij
zoveel mogelijk kennis over zijn vaderland en hij doet er alles
aan die op zijn nakomelingen over te dragen. Van al zijn reizen
doet hij schriftelijk verslag. "We lenen onze erfenissen van
onze kleinkinderen, niet? Nou, ik wil niet dat mijn kinderen
later tegen me zeggen, waar kom ik eigenlijk vandaan?"
Indonesië telde voor de onafhankelijkheid ruim 260 vorstenhuizen. Alleen al op Roti was de macht in handen van achttien maneks, door de Hollanders radja's genoemd. Rotis is op de kaart een minuscuul eilandje aan het voeteneind van Indonesieë. Het is maar zestig vierkante kilometer groot. De Manubulu's hadden eeuwenlang de macht over Korbafo, een van de achttien rijkjes op Roti. Tegenwoordig is er geen manek meer en is het droevig gesteld met de bevolking. de jeugd trekt weg naar stedelijke gebieden en er zijn steeds minder mensen die de sawahs of de palmen willen onderhouden.
Het boerenbestaan is zwaar in Indonesië. Rijst, fruit en alles wat maar van de lontarpalm gemaakt kan worden, zijn de belangrijkste producten van het eiland. De palmsoort gedijt bijzonder goed op Roti, maar vergt voor een goede productie van palmsap veel onderhoud. Maar de producten brengen weinig op. Boeren moeten grote schulden maken bij woekeraars om het hoofd boven water te houden. Degenen die van oudsher de minste status in de strikte hiërarchie op het eiland hebben, de landlozen, gaan eraan kapot.
En dat doet Manubulu pijn, want zijn verbondenheid met het vaderland is nog steeds groot. De vorstenzoon wil de economische situatie op Roti verbeteren. Met steun uit Europa wil hij op het eiland een garnalenkwekerij opzetten. Een plan daarvoor en alle benodigde papieren liggen al jaren klaar, maar minister Jan Pronk strooide roet in het eten door in 1991 de Nederlandse ontwikkelingshulp aan Indonesië op te schorten.
Manubulu's volgende missie is het toerisme op het eiland te bevorderen. Want het eiland is een verborgen paradijs, weet hij. Als de bewoners zelf de touwtjes in handen houden, kan toerisme Roti veel goeds geven. Schrikbeeld voor de vorstenzoon is de toeristenmachine zoals die op Bali is ontstaan. Daar stromen de Europeanen af en aan, maaer houden de Balinezen er zelf bar weinig aan over.
De Indonesische vorstenhuizen hadden grote rijkdommen. In de loop der jaren zijn die van de Manubulu's verpand om te ontkomen aan de malaise, hoewel verpanding volgens het geoonterecht niet mag. Op Roti wordt nog steeds, zoals in veel Aziatische landen, de adat geëerbiedigd.
De adat is het traditionele ongeschreven normenstelsel, dat in elk gebied anders is, maar bijna overal sterke bepalingen inhoudt over rangen en standen. Tijdens zijn eerste reizen naar het eiland moest Manubulu leren welke handelingen hij als lid van een adelijke familie wel of niet mag verrichten.
Zelf is opgegroeid met de Molukse adat. "Je leeft elke minuut van de dag met de adat. Het zijn levensprincipes. Mensen trekken weg om af te komen van de adat. Maar het is net als met een schaduw, je kunt er niet van afkomen." Zijn eerste bezoeken leerden hem dat hij niet aangesproken mag worden door mensen van een lagere stand, maar dat hij hen moet aanspreken.
Met afschuw nam hij kennis van de gebruiken rond het huwelijk. Nog steeds is de behandeling van jonge meisjes als koopwaar van de familie hem een doorn in het oog. Rotinese meisjes moeten al op veertien- of vijftienjarige leeftijd trouwen en de onderhandelingen over het huwelijk moeten zorgen dat al haar familieleden, tot de ooms en tantes toe, geld voor haar krijgen.
Dezelfde adat stond het hem als kind niet toe rechtstreeks vragen aan zijn vader te stellen. Alle zaken die de kleine Boetje met vader wilde bespreken, legde hij aan zijn moeder voor. Toen vader Cornelis zijn aanspraak op de troon liet varen, werd zijn neef Paul aangesteld als vorst. Het afsxheid van Roti kwam nimmer ter tafel.
Sterker, Boetje en zijn broers en zussen wisten alleen van anderen dan hun ouders dat vader een vorstenzoon was.
Nu worstelt Manubulu met het waarom achter zijn vaders keuze. Door veel praten met de ouderen van het eiland tracht hij de motieven van zijn vader te doorgronden. Uit die gesprekken leidde Manubulu af dat zijn vader nog steeds in hoog aanzien staat. "Er moet meer zijn waarom hij afzag van de titel. Mijn vader was meer het type van de pennenlikker dan van de boer. Als vorst moest hij zich wel bezighouden met de sawahs en de oogsten. Misschien lokte hem dat ook wel niet."
Door de clan van adelijke familie werd het vertrek van de kroonprins nauwelijks geaccepteerd. Zijn zussen bleven hun leven lang ongehuwd, omdat zij niet wilden dat de familie-erfstukken verdeeld zouden raken en van het eiland zouden verdwijnen. "Dat is toch zo zonde, die vrouwen offerden zich op voor de rijkseigendommen, terwijl die op andere manieren toch verdwenen zijn."
Volgens de overlevering wordt degene die de erfschatten of pusaka, tiara's en sieraden van goud, van het eiland wegneemt vervloekt. Manubulu durft met die dreiging niet te spotten. "Er zij tekenen voor. Een zoon werd gek, een andere vrouw kreeg miskramen", zegt Manubulu.
Manubulu noemt zichzelf bijgelovig, hij heeft een heilig ontzag voor bijen en vlinders. "We hebben een honingbij in ons familiewapen. Een bij of vlinder die je huis binnen vliegt, heeft bijna altijd een betekenis." Meerdere keren ervoer hij dat. "We zaten in Leeuwarden in de kamer met de kinderen. Door een openstaand raam kwam een bij binnen vliegen, zoemde wat rond en viel toen, pok, achter de televisie. Mijn dochter Lisa vroeg: wat is dat? Ik keeek mijn vrouw aan en zei: volgens mij is opa overleden en is dit een boodschapper. Aan het einde van de maand kwam de brief dat hij was doodgegaan."
Zijn vader was veel ziek. De Tweede Wereldoorlog greep diep in de familie in. Toen Manubulu's vader gewond raakte bij een bombardement op de vismarkt van Banda-Neira, een Molukse stad, vluchtte de familie naar Ambon. De oudtse zonen uit het gezin doken onder om geen dienst te hoeven doen voor de Japanse bezetter en Boetje moest op zeventienjarige leeftijd voor moeder, broertjes, zusjes en zieke vader zorgen. Een broertje overleefde de hongersnood niet.
Na de oorlog ging Manubulu varen bij een oliemaatschappij, tot hij in 1955 op Nieuw-Guinea trouwde en kinderen kreeg. Net als zijn vader huwde Manubulu een Moluks meisje. Met haar en vier zoons verhuisde hij in 1961 naar Nederland. na wat omschervingen kwamen ze in Leeuwarden terecht, waar ze nog een dochter kregen.
Sinds de oorlog correspondeert Manubulu met de familie op Roti. Van alle broers en zussen was hij het meest geïnteresseerd in de familiehistorie. Daarom kreeg hij van zijn broers in 1983 de taak toebedeeld het erfgoed te gaan beheren. Sindsdien reist hij regelmatig af naar het eiland. Het erfgoed daar bestaat uit landerijen, huizen en de gouden sieraden. door de armoe op het eiland is het erfgoed flink aangetast. Een deel van de landerijen is verpacht, de huizen zijn vervallen en de sieraden zijn verpand. Manubulu is op Roti de laatste jaren druk in de weer om een van de huizen weer bewoonbaar te maken. na het pensioen van echtgenote Willy wil hij in Korbafo gaan wonen.
Zoon Robby vergezelt hem enkele weken tijdens zijn bezoek aan het eiland. ook hij wordt aangetrokken door het eiland. Hij vindt het onweerstaanbaar mooi. "De sterren lijken zo dichtbij dat je ze kunt plukken." Hij moet veel leren om zich als een lid van de vorstenfamilie te gedragen. Op tafel in de woning in Jirnsum staat een doosje met betelnoot, siri-bladeren en ongebluste kalk, dat door de oudere Rotinezen wordt gepruimd. "Dat hoor ik aan te bieden als ik een oudere Rotinees ontmoet."
Nog steeds is Manubulu op het eiland een machtig man. "Ik heet geen De Vries of Van der Meer. Mijn naam heeft nog een krachtige betekenis in Indonesië. Ik bezit die naam en dat is me niet zomaar gegeven." De Rotinezen behandelen hem nog als een vorst. Ze lenen een stoel bij de buren als ze die zelf niet hebben, wanneer hij op bezoek komt.
Manubulu wil liever gelijkheid. Het sociale systeem zoals dat
van oudsher door de adat wordt voorgeschreven, vindt hij
onrechtvaardig. "Er zitten te veel nadelen aan de adat, die
misschien honderd jaar geleden wel functioneerd. Nu buiten de
clans de mensen uit. De adel woekert met prijzen. Ik wil de
mensen aanspreken op wat goed is en wat slecht. Dat vergt veel
tijd en geduld", realiseert hij zich. "Daarvoor moet ik
daar zijn."
| Terug naar Timor | E-mail |Gewijzigd op: GMT